Wat zegt het WODC-onderzoek over Eigen Kracht-conferenties
Op 23 mei 2016 verscheen het onderzoeksrapport ‘De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdbescherming’. Daarin worden de resultaten gepresenteerd van het Nederlandse onderzoek dat in de periode 2014 tot begin 2016 in opdracht van het WODC is uitgevoerd door S. Dijkstra e.a. (UvA). Het rapport laat zien dat er sprake was van kwalitatief onderzoek en kwantitatief onderzoek.
Het onderzoek biedt een aantal interessante aanknopingspunten om te kijken naar jeugdbescherming. Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat het kwalitatieve deel zo mager is, dat het niet past om daar ook maar enige conclusie aan te verbinden.
Kwalitatief onderzoek
Het kwalitatieve onderzoek dat is uitgevoerd is gebaseerd op welgeteld zeventien gezinssituaties, waarvan bij tien gezinnen een vorm van familienetwerkberaad plaatsvond. Van die tien ging het vier keer om een Eigen Kracht-conferentie.
Over deze tien gezinssituaties met een familienetwerkberaad zijn 37 mensen geïnterviewd, waarvan tien ouders. De tien gezinssituaties hadden betrekking op de vijf bestudeerde vormen van familienetwerkberaad. Zoals aangegeven waren er slechts vier Eigen Kracht-conferenties waarover betrokkenen zijn geïnterviewd. Ondanks dat is het rapport gepresenteerd met onder andere de volgende conclusie: “Niet alle betrokkenen ervaren het familiegroepsplan echter als een ‘eigen’ plan (versus plan van de jeugdbeschermer).” Ook werd aangehaald dat de helft van de ouders geen regieverschuiving ervaren. Let op: het gaat hier om vier ouders! Op eenzelfde smalle basis wordt geconstateerd dat na drie maanden bij het merendeel niet meer met de plannen wordt gewerkt. Er werden nog meer conclusies aan het kwalitatief onderzoek verbonden, maar gezien de zeer magere basis, hebben deze conclusies voor de praktijk geen waarde.
Kwantitatief onderzoek
Het belangrijkste resultaat van het kwantitatieve deel van het WODC-onderzoek is: het inzetten van een familienetwerkberaad is even effectief in het terugdringen van kindermishandeling. Dat is goed nieuws voor iedereen die een voorstander is voor betrokkenheid van ouders, kinderen en familie bij het komen tot oplossingen.
Een punt van aandacht dat in het onderzoek naar voren komt is de lange tijd die nodig is om tot een plan te komen. Volgens het onderzoek is dit bij Eigen Kracht-conferenties 21 weken. Wat het onderzoek verzuimt te verduidelijken is dat het hier ook gaat om de tijd die verloren gaat voordat de Eigen Kracht-conferentie wordt aangevraagd. Gemiddeld is de tijd van aanvraag tot plan bij een Eigen Kracht-conferentie slechts negen weken. Zou direct na het uitspreken van de OTS de aanvraag worden gedaan dan kan daarmee twaalf weken sneller worden gehandeld. Als dan naar winst in veiligheid en besparing in kosten wordt gekeken dan is de Eigen Kracht-conferentie duidelijk effectiever!
Een ander punt waarin het onderzoek niet erg duidelijk is, is de scheve vertegenwoordiging van LVB-problematiek. Het kwantitatief onderzoek had betrekking op 84 gezinnen die een van de vormen van familienetwerkberaad hebben ervaren en 85 gezinnen in de controlegroep. Van de 84 gezinnen waren er 38 die een Eigen Kracht-conferentie hebben meegemaakt. In tabel 4.3 wordt aangegeven dat van de 84 gezinnen 36,9% (31 gezinnen) betrekking heeft op ouders met LVB-problematiek. Laten daarvan nu 29 een Eigen Kracht-conferentie zijn, oftewel 76%.
In de controlegroep gaat het om 13% van de gezinnen. Alhoewel Eigen Kracht-conferenties prima geschikt zijn voor LVB-ouders, met een dergelijk groot verschil in de experimentele groep en de controlegroep, gaat elke vergelijking mank.
Tot zover een eerste reactie op het WODC-onderzoek. Er is veel onderzoek gedaan naar Eigen Kracht-conferenties, dat vindt u hier.
27 mei 2016
Hedda van Lieshout/Harro Labrujere